Zij zat met haar plastic potjes
en haar plantjes op de grond
en bekeek de vreemde botjes
die zij in de aarde vond.
Na een paar minuten kijken
drong de waarheid tot haar door:
mama mocht bijzonder lijken,
velen gingen haar reeds voor.
In de toppen van de bomen
klonk van kraaien ruw gekras,
zij schrok op uit oude dromen
en besefte waar zij was.
Stil gezeten op de zoden
was zij plotseling alleen,
zwijgend stonden duizend doden
in een cirkel om haar heen.
Paul Bezembinder
– Het Gezeefde Gedicht, 2018