Een rijke stroom aan klanken, assonanties,
o mijn Flux, wordt opgeroepen door uw naam,
uw grondtoon van natuur, techniek, vakanties,
zij verheffe denkers doeners steeds tesaam!
O, laat het alomvattend licht-mondaine,
near-universele pathos van uw naam
toch wereldwijd weerklinken, zonder gêne,
waarlijk, ja, uw naam verdiene wereldfaam!
En dan, wanneer u echt straks bent verrezen,
met uw spel van glaswerk, flexplek, tussenwand,
zien wij het stromen van de tijd bewezen,
nooit, nee nooit, betreedt men hier hetzelfde pand!
Alleen … nou, eh … bestond sinds Heraclitus
niet het wezen van de wetenschap eruit
dat zij bestendigheid, ja, zelfs soms waarheid
in de stroom te vinden dacht? En … ziet dus
natuur voldoende plek in u om stil te staan?
Kun je in Flux de steen nog zijn in de rivier,
geconcentreerd de tijd nog laten gaan?
Is in flux de waarheid niet onzichtbaar schier?
Paul Bezembinder
Gelegenheidsgedicht, bij de bekendmaking van de naam – Flux – van een nieuw universiteitsgebouw in 2013.